We vinden het belangrijk dat wat wordt besproken tijdens de publieke gesprekken niet verdwijnt. Het is waardevolle informatie die uitstekend gebruikt kan worden als naslagwerk voor verschillende doeleinden. Je kunt de interessante gesprekken tussen professionals en rake opmerkingen uit het publiek daarom terugluisteren via onderstaande audio-opnames.
Soms zijn er onderwerpen die moeilijk te bespreken zijn, zowel thuis als in de klas, in het theater of museum. In het onderwijs en de culturele sector merken we dat bepaalde thema’s worden vermeden. Maar wat als we deze juist aangaan?
Bij twee edities van het publieke gesprek 'Cultuuronderwijs maakt taboes bespreekbaar' in Maaspodium gingen we hier verder op in. Op 9 oktober lag de focus op PO en op 13 november om VO en MBO.
Woensdag 9 oktober - PO
Het publieke gesprek werd deze editie gevoerd door Anika Abbing, hoofd educatie bij Danstheater AYA in Amsterdam, Tiffany Jantji van Stichting Who Am I? en Jetske Steenstra, oprichter van SKSPRAAT en docent bij OBS de Kameleon in Rotterdam. Hizir Cengiz, journalist met een missie, was de moderator. Theatermaker en action-writer Laura van Dolron schreef tijdens het gesprek live een reflectie die ze ook voordroeg.
Woensdag 13 november - VO & MBO
Het publieke gesprek werd deze editie gevoerd door Floris van Delft, Rotterdamse maker, regisseur en artistiek directeur bij WAT WE DOEN, Ahmet Dikbaş, docent en programmaleider burgerschap bij Programmabureau Strategie & Gelijke kansen Albeda NEXT en Marijke Heine, docent kunst en CKV (Montfort College, Rotterdam), seniordocent vakdidactiek (Breitner Academie, Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten) en maker. Ook hier was Hizir Cengiz, journalist met een missie, de moderator. Theatermaker en action-writer Laura van Dolron schreef ook tijdens dit gesprek live een reflectie.
Live columns van Laura van Dolron
Theatermaker en action-writer Laura van Dolron schreef tijdens de twee gesprekken live een column die ze ter plekke voordroeg.
Ze vertelt over haar school. Ze zouden naar het theater gaan, maar mensen wilden niet omdat er “veel andere scholen met andere kinderen zouden komen”. Ze wilde in aparte vakken.
“Ja ik wilde het even kwijt” zegt ze met een brok in haar keel. Dat moment, en jullie warme lach erna, dat is liefde en daarvan is er hier heel veel.
Ja het gaat over liefde vandaag. Toch weer wel, want liefde is denk ik het antwoord op elke vraag. In het wetboek staat maar één artikel over liefde, wat ik weinig vind; Artikel 81. “Echtgenoten zijn elkaar hulp, getrouwheid en bijstand verschuldigd. Zij zijn verplicht elkaar het nodige te verschaffen”. Mooi artikel, het zou goed zijn als het woord echtgenoten vervangen werd voor ‘alle mensen op deze planeet’. Dan hebben de mensen die we nu welkom heten met borden waarop staat “wij werken hier aan uw terugkeer” er ook iets aan.
Er staat een bord buiten: “Kom binnen en praat mee”. Wow, dat bord zou overal moeten staan. Ik moet denken aan minister Faber (helaas, zou ik bijna zeggen). Zij wil bij asielzoekerscentra borden zetten met “wij werken hier aan uw terugkeer”. Asielzoekerscentra, wat een woord. Asielzoekers.
Het asiel, daar zitten honden die niemand wil. Een vreselijke plek met vast lieve mensen die tegen de klippen op voor die dieren proberen te zorgen. En deze mensen zoeken díe plek nog. Ik kijk naar jullie, het publiek, vriendelijke vrouwen. Vooral, twee mannen.
Wow. Het woord asielzoekerscentrum, dat kan gewoon, terwijl het woord ‘Lentekriebels’ als negatieve term wordt gezien. De dagvoorzitter die begint zegt dat hij dit soort momenten vreselijk vindt. Jullie lachen. Leuk altijd hoe het een lach opwekt als je eerlijk zegt hoe je je voelt. “Jullie mogen na mij”, zegt hij. Fijn dat hij dat eerlijk, helder duidt. “Het geluid wordt opgenomen, weet u gaat uitgemolken worden.” Dit zouden sommige mensen ook moeten zeggen bij een eerste date. “Ik wil een beetje weten wie u bent”, zegt hij daarna. Dat zouden mensen ook moeten zeggen bij een eerste date. Iemand anders is ook al aan het schrijven.
Wat is hij goed, de presentator! “Zeg iets dat taboe is”, vraagt hij. “Welkom, welkom”, zegt iemand van Maas. Ik denk aan de Palestijnen die ik ontmoette, 17 jaar geleden, toen ik een film maakte op de Westbank en dat het me opviel dat ze ons allemaal welkom heetten op een plek waar ze zelf niet welkom waren. Zo’n schitterende manier om je een plek toe te eigenen; welkom zeggen op die plek. Je kunt alleen welkom zeggen op een plek waar je hoort. Dus dit kan je lenen als je bij je schoonfamilie bent tijdens het kerstdiner, gewoon tegen een glas tikken en zeggen: “Welkom allemaal”. Pijn, schaamte en verborgen onderwerpen worden besproken door de stichting van de dame die een T-shirt aan heeft met de naam van haar eigen stichting. Iemand roept: ‘Wow’. Dat vind ik mooi; zelfliefde roept best veel schaamte en taboe op.
Mooi dat zij het doet. Zij komt uit een gezin waar alles wat niet oké was niet werd besproken. Ik krijg tranen in mijn ogen, ik herken me zo. Ik kom ook uit zo’n gezin. Een VPRO-links gezin, maar met heel veel spanning tussen mijn ouders. Zij voerden oorlog in stilte en ik voer nu vrede met taal. In mijn hart, in de wereld en vandaag in deze zaal. Er wordt druk genikt. De dagvoorzitter vraagt: “Ben je het er mee eens?”. “Nee”, zegt die persoon. “Ik vind het gewoon mooi”. Dat is een mooie manier van knikken. Niet ik vind dit ook, maar ik voel je. Meningen zijn overschat. Er zit zo vaak iets anders onder. “Ik ben eigenlijk niet zo gek”, zegt Tiffany. “Dat is ook waarom ik hier sta. Om te ontdekken dat ik niet gek ben.”
De scholen komen niet want het gaat over lentekriebels, ongelofelijk. Asielzoekerscentra is een woord dat kan, vluchteling ook. Jarenlang worden mensen nog vluchteling genoemd, vernoemd naar een traumatische gebeurtenis in hun leven. Jaren en jarenlang. Als ik vernoemd zou worden naar iets wat ik jaren geleden deed wat heel zwaar was zou ik ‘vrouw die depressieve mannen redt, wat nooit lukt’ genoemd worden, terwijl; het is een keer klaar.
Vluchteling kan gewoon. Asielzoeker kan gewoon, maar lentekriebels is een negatief woord. Om te huilen vind ik dat. “Dezelfde kant op gaan is dat het doel?”, wordt gevraagd. “De leerkracht gaat niet zeggen dat seks fijn is. Ze hebben grenzen en wensen.” Mooi. Ik zou het graag omdraaien, eerst de wensen en dan de grenzen. “Nieuwkomers”, wordt gezegd. Veel mooier dan vluchtelingen. De juf, ik vind haar haar lief en haar blouse vrolijk. Alsof ze schor is van de werkweek, zo praat ze. Er gaat iets vrolijks en eerlijks van haar uit. Als Pipi Langkous veilig gehecht was dan was ze zoals zij. Nieuwkomers zien haar vriendelijke gezicht, dat maakt me echt heel blij. Als mensen ergens ruzie willen maken over hoofddoeken, dan bij haar. Ik denk dat zij in de Tweede Kamer moet om daar een beetje te zijn en mensen die ruzie maken toe te spreken, of een knipoogje te geven, of een knuffel. Gaat ook wel werken daar.
“Het gaat vooral over woordenschat”, zegt ze. Ook zo’n mooi woord. Het is een schat. Woorden kunnen een schat zijn. En een wapen, een schild om je achter te verschuilen. Of een raam. Borden neerzetten met ‘we werken hier aan uw terugkeer’. Dat is taal waar je je achter probeert te verschuilen. Zo mensen verwelkomen vind ik om te huilen. En dan lentekriebels als afschrikwekkend zien, omdat je zelf in de herfst van je leven bent en niks meer voelt kriebelen misschien. Mijn dochters renden zo lang bloot rond in mijn huis, zonder schaamte en zo blij met hun lijf. Nu doen ze dat niet meer. Ze stopten toen ze drie en vijf waren. Het breekt mijn hart dat die blijdschap met jezelf er toch uit lijkt te glijden op een dag, en dat dat onderstreept wordt, omdat je nooit meer in je leven bloot rondrennen mag.
Blij zijn met jezelf is toch ook vaak een taboe. Je eigen logo op je shirt zetten en zeggen: “Het is mooi en belangrijk wat ik doe en maak”. Mijn kinderen die tekenen veel en rennen dan naar mij toe. “Mooi hè, mama”, zeggen ze nu nog over hun eigen tekening. Ik wou dat we dat allemaal nog konden, maar hoe? Borden neerzetten om mensen niet welkom te heten, was dat maar taboe. En mensen uitzetten als symboolpolitiek en dat dat gewoon kan, maar lentekriebels is negatief. Hoe ziek is dat?
Het petje voor SKSPRAAT is een ander petje dan die van een tentoonstelling. Ik ben heel benieuwd naar die petjes. Het gaat haar staan, een petje. Het gaat over veiligheid, veel, en dat is een lastig woord. De laatste keer dat mij werd verweten dat ik niet veilig was, was toen ik het woord Gaza uitsprak op een congres wat heel Amerikaans bleek te zijn. “This is supposed to be a safe space,” riepen mensen mij toe. Ik werd het podium afgestuurd. Ik had geen dingen geroepen, echt niet. Ik merk dat ik zo schrok van dat moment, dat ik me nu ook wil verdedigen. Waar mij werd verweten dat ik niet veilig was, omdat ik de naam noemde van een plek waar het niet veilig was. Dat is het probleem met de eis van veiligheid. Dat je niet meer kan verwijzen naar onveilige dingen en dat die dan niet verdwijnen, maar wel vergeten worden.
‘De grote uitsloofshow’, wat een heerlijke term. De Tweede Kamer, bijna elke talkshow op TV. Daar slaat het op, niet op wat er hier vandaag gebeurt. ‘De kleine integriteitsshow’ is dit. “Bolwerk oude conservatieve dakduiven”, wordt er gezegd. Jullie lachen. Fijn, jullie lachen. Hier geen bolwerk, maar een open ruimte. “Als je zelf open bent gaan leerlingen mee. In verbinding blijven, erkenning, herkenning, dat is belangrijk.” Ze is expert genoemd. En dat ownde ze, zegt ze bijna verbaast. Dat is mooi, en een teken van bescheidenheid, maar ze werd natuurlijk expert genoemd, omdat ze het is. “De kinderen praten eerlijk tegen elkaar”. Helder. Het applausje wat ze geeft voor die jongen, mooi. Own het. Ik wil ook jouw shirt. Geef kinderen de ruimte. Ja, vind ik ook. Zij geven ons zo veel ruimte, ze geven zo veel terug.
Ze zeggen wel eens: “It takes a village to raise a child”, maar ik hoorde een keer een professor (oude witte dakduif) per ongeluk zeggen: “It takes a child to raise a village”. En daar zit wat in. Ze weten zo veel, zo veel dat wij vergeten zijn.
Ik zei laatst tegen mijn dochter Maya: “Maya, ik voel me rot”. “Ja mama”, zei ze, “je voelt je rot, maar je bent niet rot”. En mijn oudste zegt tegen me als ik op mijn telefoon kijk: “Hallo mevrouw, heeft u mijn moeder gezien? Want ik ben haar kwijt.” En als ik mijn telefoon uitzet zegt ze: “Welkom in de echte wereld”. Mijn dochters zeggen ‘poppie’ over hun vagina. Prachtig woord. Ze zeiden laatst bij mijn ex aan tafel: “Mark (mijn nieuwe vriend) heeft een veel grotere piemel dan jij papa”. Dat vond ik toch leuk.
Zij zeggen dat vrolijk, eerlijk, open en zonder angst, zonder schaamte. De ouders van de kinderen op scholen kunnen niet tegen de dood. De ouders hebben geen lentekriebels meer. De ouders zijn bang, zo veel banger, dan de kinderen ooit zijn. Kinderen zouden nooit borden neerzetten met ‘we werken aan uw terugkomst’. Zij zouden zeggen: “Mevrouw, waar is degene die dit land bestuurt? Want wij zijn haar kwijt.” Zij zeggen: “Je voelt je rot, maar je bent niet rot.” Zij zouden zeggen: “Ja, je vindt lentekriebels eng, maar wij niet. Wees niet bang voor of namens ons”. Zij laten hun tekening zien en zeggen: “Mooi hè, mooi hè mama?”, over de tekening die ze maken. “Mooi hè, mama?” over zichzelf.
Bloot door het huis rennen wij allemaal. En dan blijven de volwassenen maar lekker op hun telefoons kijken, wat ze toch de hele tijd doen. Gaan die kinderen maar alleen in die theaterzaal. En degene die het onveilige bespreekt maakt niet de onveiligheid. Als we dat gaan verwarren, raken we zo ongelofelijk veel kwijt. En kinderen snappen dat. Snappen zo veel meer, kunnen zo veel aan. Dus laat hen ons dingen leren in plaats van andersom. En laat ze maar alleen naar de voorstelling gaan. “Het is misschien overdreven”, zegt degene die het gewoon even kwijt wilde. Maar nee, overdreven is het niet.
Het is zo fijn dat die tranen in je keel zitten, en dat jij het voelt en ziet. “Ik ga er voor strijden”, zeg je. En ik strijd met je mee. En ik denk de meesten hier. Je bent niet alleen en we zijn niet met twee. Ik draag graag een shirt met jouw logo erop, dat je het maar weet. En de manier waarop jij verbijsterd en verdrietig wordt van aparte vakken, is wat ik niet vergeet. En borden die mensen af moet schrikken, dat zou een taboe moeten zijn. Want dat leren wij die kinderen. Liefde, daarin zijn zij groot en wij vaak nog zo klein. Dus artikel 81 for all: “Wij zijn elkaar hulp, getrouwheid en bijstand verschild. Altijd, allemaal. Wat is daarop jullie antwoord? Ja? Dan verklaar ik jullie nu tot medemens. Jullie mogen elkaar kussen, mits er sprake is van consent.”
Ik heb een raar beroep, ik. Praten tegen mensen, die vol verwachting naar mij kijken. En altijd als ik dit doe weet ik weer zeker: “Dit is de keer dat ik door de mand val”. Dus ik appte dat een vriend van mij. Ik ga door de mand vallen, ik weet het zeker. Die appte terug: “In korfbal is dat een doelpunt”. Dat soort vrienden wens ik iedereen toe.
En ik wil het over liefde hebben, ook weer vandaag. Altijd weer, steeds weer. En iets in mij zegt “ja maar dat deed je ook de vorige keer”. Maar fuck originaliteit. Die moet wijken voor mijn verlangen naar liefde, naar heelheid. Dus liefde ook vandaag. En niet het gemakkelijke antwoord, maar de open vraag. Liefde dus.
In het burgerlijk wetboek is er maar een artikel over liefde, artikel 81. ‘Echtgenoten zijn elkaar hulp getrouwheid en bijstand verschuldigd, ze zijn verplicht elkaar het nodige te verschaffen.’ Mooi artikel. Misschien moeten we het woord echtgenoten vervangen , door alle mensen op deze planeet. Dan hebben de kinderen in Gaza en Libanon er ook wat aan.
Hizir opent met een zachte warme zin, over hoe mooi het is om mensen te zien luisteren. Ik kijk naar jullie, krijg tranen in mijn ogen. Ja, ja, meer hiervan, het is nog niet verloren allemaal. Want wij zijn hier en wij ademen dezelfde zuurstof, in dit leven en deze zaal.
De juf gaat op pad met haar kinderen. We zien er anders uit zegt ze. Of niet “we” maar “zij”. Mooi die “we” van haar, Zij rekende eerst zichzelf erbij. IK zie haar haar mooie jurk aantrekken, voor de spiegel om het belangrijk te maken. Dit soort kleine gebaren, dat is liefde. En juist op dit moment zijn het die gebaren die mij zo raken. Ze raakt zichzelf aan, wrijft over haar arm. Zoals ze de arm van haar leerling aanraakte. Haar taboe in de ogen kijkend maar liefdevol warm.
We gaan niet naar een schoolvoorstelling zegt zij. Maar naar een echte voorstelling, met normaal publiek. En als ze worden afgewezen daar reageren haar kinderen laconiek. Dat doet pijn, dat ze misschien al beseffen dat zij niet kwaad mogen zijn.
Ik denk aan een Palestijnse cartoon, een jongetje met zijn rug naar ons toe. Een Palestijnse dichteres zei: “Dit zijn wij, wij kunnen niet kwetsbaar zijn. Er is geen plek voor onze woede, voor onze pijn”. De tekenaar zei: “Dit poppetje laat zijn gezicht pas zien als we vrij zijn.” Hij is vermoord, dus het poppetje zal nooit meer omdraaien ben ik bang. Voor altijd met z’n rug naar ons toe. Fuck, voor altijd is zo lang. We waren een hele nacht bij elkaar, die dichteres begon bloemrijk en dichterlijk. Zoals een goede Palestijn betaamd. Om vijf uur 's nachts riep ze nu is het klaar. Woedend was ze, het stroomde eruit. En dat was zo mooi en zo raak.
Laconiek is een vorm van zelfverdediging. Maar we verliezen onszelf dan ook heel vaak. Floris praat over het publiek wat onderdeel van het kunstwerk is. En ik luister naar jullie luisteren en ik kijk naar jullie kijken. Het ontroert me enorm en raakt me zo. Mensen die mee komen praten maar eerst luisteren, zonder chips en telefoon. Wat een cadeau.
Floris loopt tegen zijn blinde vlekken aan. Mooi en pijnlijk toch steeds weer. In het klaslokaal zit de hele wereld, zegt de Turkse leraar. “Wij gedragen daar” zegt hij, zonder ‘ons’. En dat vind ik een mooie verspreking. Zoals versprekingen vaak prachtig zijn. “It takes a child to raise a village”, zei ooit een hoogleraar. Mooi en ook waar.
“Wij gedragen daar”. Ik vind het mooi dat de uitdrukking je gedragen, en gedragen worden zo dicht bij elkaar liggen. En ik denk: je moet gedragen worden om je te gedragen. Ik schrijf dit op het moment dat er ongenuanceerd racisme heerst in onze politiek. Dat mensen uitsluiten bon ton is en genocide ook. Echt heel ziek.
Ik kijk in de zaal, en jullie luisteren klinkt. Niemand van jullie eet chips of kijkt op zijn telefoon. Wij hebben de conventie bedacht en dat vinden we heel gewoon. Maar wanneer verandert de conventie, dat is de vraag. Ik houd van mensen die erdoor schreeuwen. En ik zie jullie er niet echt voor aan vandaag. Maar ik speelde ooit in een tbs-kliniek. Liefhebben, een voorstelling die ik maakte over mijn miskraam. Dus het was niet echt de doelgroep. Ze belde me en vroegen of ik bij hen wilde spelen. En alles in mijn lijf schreeuwde nee natuurlijk niet. Maar ik zei “Ja natuurlijk…” En toe stond ik daar. En van tevoren was ik echt doodsbang, dat er iemand doorheen zou schreeuwen. Echt dagenlang. En ik stond daar, en vanaf de eerste minuut ging gelijk iemand keihard erdoorheen.
Wat een verademing, als datgene waar je bang voor bent gebeurt. Omdat het zo veel minder eng is dan je denk. En ze riepen prachtige dingen, zo mooi dat ik dacht; wie ben ik om het over liefde te hebben, dat kunnen zij veel beter. Dus ik vroeg: “Wat betekent liefde voor jullie?”. Een man die helemaal achterin stond met zwarte tanden, ik zou hem geen euro geven bij de Albert Heijn, zei: “Het schijnt dat de hemel en hel helemaal niet bestaan,
dat alleen de hemel bestaat en dat dus alles liefde is.” “Ja daar heb je niet van terug he mevrouwtje”, riep een ander, en daar had ik inderdaad niet van terug. Erdoor roepen is dus soms heel goed. Hoewel je voor goede interactie misschien naar een TBS toe moet.
Als je dingen niet bespreekt, dan krijgen mensen geen kansen. Als je leert dat jouw woede niet bestaan mag word je laconiek. Als je leert dat je woede en pijn er niet mag zijn keer je je rug toe. Als je mensen in nood niet meer welkom heet, dan is je maatschappij ziek.
Ik houd van het jasje van Floris; vrolijk, hoopvol, positief. Ik houd van het wollige roze kleed waar hun voeten op rusten, alleen met de punten maar wel alle schoenen. Echt heel lief. Het zachte kleed verbindt ze allemaal. En ik zou even op een heel groot roze kleed met jullie willen liggen. Even nog niet de wereld in maar in deze rustige zachtaardige zaal.
En ik ben niet laconiek, want mijn woede en verdriet doet ertoe, heb ik geleerd. En ik mag mij laten zien, daarom leef ik niet met mijn rug naar de wereld toe gekeerd. Floris zijn microfoon valt weg, net als hij het over personages heeft. Mooi die onversterkte stem dan hoor je hem zelf. Waardoor het zijn reflectie op personages meer diepte geeft.
Ik was gisteren in een school in Amsterdam West. We reden er naartoe en zagen een jongetje: kraag op, oortjes in, stoer koppie. Een kleine jongen ook nog echt wel. Hij verloor iets we deden het raampje open en riepen “He je laat iets vallen”. Hij keek even bang, en toen agressief onze kant op. Oortjes in, dus hij hoorde niks, en wij harder roepen: “Je verliest iets!”. Hij luistert niet, kijk voor zich uit, wij schreeuwen harder. Hij slaat de hoek om, alsof wij hem achtervolgen. Pijnlijk, zo gewend hij is dat hij niet gehoord wordt. Te vaak agressief benaderd wordt, dat hij het niet meer hoort als mensen hem helpen. Dat hij denkt dat we hem willen verwonden, als we zijn wond willen stelpen.
Het roze wollig kleed hier, zo zacht en zo warm. Zo vrolijk, zo’n contrast met de wereld buiten. Ik wil hier zijn hier blijven met jullie voor altijd. Het bord voor de deur: “Kom binnen en praat mee”. Zo’n contrast met de borden die de regering voor asielzoekerscentra wil zetten. “We werken hier aan uw terug keer”. Schaamtevol.
Er is hier een genderneutraal toilet. Mooi. Het is er ruim en warm, toegankelijkheid. Ik dacht dat we daar mee bezig waren, met toiletten voor iedereen. Met iedereen mee laten doen. Maar de koppen vertellen anders. “Zege voor Shell”. “Win in de zeilen voor Wilders”. Niet “kom binnen en praat mee”. Ik wil me verschansen op die toegankelijke WC. Borden met “we werken hier aan uw terug keer” bij AZC’s. Gelukkig in het Nederlands, dus de mensen die aankomen kunnen het niet lezen.
Oprecht zijn, wat is dat? Jezelf zijn, wat is dat? “Min of meer wat ik nu doe” zegt de juf met de mooie jurk zacht. Min of meer, die nuance, juist die twijfel erin heeft zo’n kracht. Min of meer, die woorden zo mooi. Dat zouden mensen vaker moeten zeggen, want alles zeker weten is zo’n benauwende kooi. De twijfel die uit haar woorden spreekt, die maakt dat ze het polariserend zeker weten breekt.
“We moeten allemaal accepteren dat we nooit helemaal geaccepteerd zullen worden”, zegt ze. T-shirts, placemats en bekers daarmee graag. En toch accepteerden we elkaar, met een roze, zacht kleed aan onze voeten vandaag. “Liefdevol struikelen” zegt Floris. Zo mooi die term, maar wel op dat zachte roze kleed dan met z’n allen. Even weg uit de harde wereld daarbuiten, en even hier in de roze zachtheid vallen.
Min of meer onszelf, dat is al zo vreselijk veel. Ik ben dankbaar daarvoor, tot in mijn vezels. En jullie luisteren grijpt me naar de keel. Laat ons niet laconiek zijn, zolang we die luxe hebben in dit leven. Laat ons borden neerzetten met ‘kom binnen en praat mee’. Laat ons elkaar min of meer acceptatie geven. En laat ons de conventies laten ademen. Liefdevol struikelend straks de wereld weer in. Waar zo veel gebeurt om laconiek over te zijn. Maar laat ons roze kleden neerleggen, zodat we ze toch durven voelen; de woede, de pijn. Door de mand vallen en struikelen. Jullie, het publiek, waren de hoofdpersonen vandaag. Jullie stilte was het antwoord zowel als de vraag. Meer stilte, meer luisteren, meer roze tapijt. Meer “min of meer mezelf” zoals de juf met de mooie jurk zei. En tot acceptatie van gebrek aan acceptatie bereid, allemaal. En dat we maar hoopvol en dapper de harde wereld in gaan. Gewapend met de zachtheid van deze zaal.
En dat die jongen weet dat er mensen zijn die schreeuwen om hem te helpen. Die geen wonden willen maken maar ze juist willen stelpen. En de mensen op de achterste rij ook aan het woord laten. Ook de mensen die in het donker zitten, juist mee laten praten. Juist zij die niet schreeuwen en blaten. Juist zij die bijna hun rug toekeren mee laten praten.
En niet alleen hiphop, maar piano, min of meer voor iedereen. En als je soms moedeloos bent daar buiten, kijk om je heen. Hier praatten we en luisterden we naar elkaar vandaag. Hier waren we min of meer onszelf. Opzoek niet alleen naar het antwoord maar ook naar de vraag.
Trek je mooie jurk aan en wees woedend namens hen die laconiek moeten zijn. Zeg het, ik schreeuw, ik keer mijn rug niet toe. Ik klaag ze aan, de wanhoop de pijn. En struikel liefdevol naar buiten, want het is hier bijna klaar. En leg zachte kleden neer, want dat is nodig nu, als klein en hoopvol gebaar.
En artikel 81 for all. We zijn elkaar hulp bijstand en getrouwheid verschuldigd. Altijd, allemaal. Wat is daarop jullie antwoord, zo mooi luisterende zaal? Ja? Dan verklaar ik jullie nu tot medemens. Jullie mogen elkaar kussen. Mits er sprake is van consent.
Artikelen
De essentie van de gesprekken is ook gevangen in twee verslagen in tekst. Lees ze hier.